Doorgaan naar content

“Ik eet met mijn ogen”

Binnenkijken bij Annie Pattyn

The Twenty One kent intussen iedereen, maar het huis erachter is het goed bewaarde geheim van Annie Pattyn (67). Vroeger groeide ze er op, later repeteerde Ozark Henry er en vandaag woont ze er opnieuw, tussen kunst en eigen keramiek. Wie de interieurarchitecte en galeriste op rust bezoekt, ruimt best zijn agenda: tijd nemen doet Annie graag en uitgebreid. Terwijl ze in de kelder haar laatste – gebarsten – keramieken schalen uit de oven haalt, leidt ze ons binnen langs een hal vol koperen potten, rode pinguïns van William Sweetlove en een kunstige tak van Robert Soroko. Aan het raam, in haar lievelingshoekje, mijmert ze: “Maak een timelapse van The Twenty One en je gelooft nooit wat je ziet: een zwarte muur die alleen ’s morgens even schittert door het zonlicht.”

Tussen roots en ruïnes

Annie woont sinds vier jaar in haar ouderlijk huis in Oostduinkerke, dat haar mama in de jaren tachtig verbouwde. Hiervoor woonde ze op een duin, maar ze miste de grond onder haar voeten. “Hier stap ik zo mijn tuin in en heb ik plaats voor een atelier.” Het huis kreeg een totaalrenovatie. “Mijn mama zei nog dat afbreken goedkoper was, maar je sloopt je herinneringen toch niet? En die colonnes staan er niet voor niets.” Haar roots liggen hier diep, al woonde ze kort in Westende. “Daar leek het altijd te regenen – vraag het maar aan een visser: de zandbanken houden er de wolken vast.” Een vijfde keer verhuizen sluit ze echter niet uit. “Ik snuister graag op Immoweb. Zo droom ik van een oude ruïne of bunker waarrond ik een nieuwbouw kan bouwen of van een huisje in het groen in Leerne. Maar voorlopig geniet ik van de gezonde zeelucht.”

Van leerling tot jurylid

Van kinds af aan wist Annie dat ze iets met interieur wilde doen. “Architectuur leek mij geweldig, maar de opleiding was te zwaar. Naar Gent mocht ik niet – volgens mijn ouders zou ik er alleen maar uitgaan – dus werd het Mechelen en Brussel.” Bijzonder is dat ze nog steeds contact heeft met haar leerkrachten. “Ik zat jarenlang in de jury van Sint-Lucas en af en toe loop ik mijn oud-docent Raf Van der Storm nog tegen het lijf.” Dertig jaar lang werkte Annie als interieurarchitect, voor woningen, restaurants en zelfs hotels in Brussel. “Een prachtig vak, maar ook een eenzaam beroep. Onderhandelen met aannemers is vandaag ook geen cadeau.” Haar stijl omschrijft ze als ‘modern met een hoek af’. “Zoals ik zelf ook ben”, knipoogt ze. “Kleur zie ik graag, maar in mijn interieur hoogstens als accent. Zwart-wit brengt mij rust.”

Schelpen, tanden en frigo-afval

Niet alles hoeft design te zijn. Annies favoriete object is een schelp, gevonden tijdens een strandwandeling. “Ik wil er porseleinen tanden op kleven – samples van een bevriende tandtechnicus – en er een ketting van maken. Binnenkort zoek ik bij Hendrik Dierendonck ook beenderen voor een broche.” Haar dagen vult ze dus het liefst met creatieve experimenten: juwelen, keramiek of zelfs badkamertegels. “Ik ben dan wel gepensioneerd, maar mijn hersenen draaien nog altijd op volle toeren – behalve op maandagochtend”, grapt ze. Haar meest waardevolle object is de ring van haar partner Karel. “Hij liet er ‘be light’ in graveren, in zijn eigen handschrift. Een dagelijkse herinnering om positief te blijven.” En de stoelen waarop we zitten? Nog een favoriet. “Ze zijn van Dirk van der Kooij, 3D-geprint uit frigo-afval.”

Verzamelzin

Dat Annie ooit een galerij runde, merk je aan haar huis. Kunst koopt ze dan ook sneller dan meubels. “Als we ergens naartoe gaan, is dat vaak in functie van kunst. Zo ging ik onlangs naar de expo ‘Crip Stories’ in Kasteelpark De Lovie in Poperinge en dat geeft mij zoveel energie.” Ook thuis wisselt ze geregeld van inrichting. “Ik hang weinig vast, zodat ik van schilderijen en sfeer kan veranderen.” Wat je bij haar nooit zal zien? Designstukken die overal opduiken, zoals een vaas van Ottolenghi. “Ik wil unieke werken, van de Italiaanse Mimmo Paladino tot de Belgische Koen Vanmechelen en Peter Jacquemyn.” Volgens Karel erfde ze de ‘verzamelwoede’ van haar nonkel, die antiek spaarde. “Naast ook handtassen, schoenen en kleren blijf ik maar grijpen naar glazen en bestek. Ik eet ook met mijn ogen.”

Kapel als canvas

Annie vindt haar inspiratie buiten: in de natuur, een alledaagse vorm of een detail dat anderen niet zien. “Ik zie in alles wel iets creatiefs, zoals in die tanden. Iedereen verklaart mij zot”, lacht ze. Ooit wil ze haar ideeën bundelen in een expo. “Liefst in de kapel van Oostduinkerke, samen met andere kunstenaars. Ik heb alleen nog dat duwtje in de rug nodig.” Ook boeken en magazines voeden haar nieuwsgierigheid. “Ik wil altijd bijleren en mijn vele interesses vullen al mijn tijd.” Haar bewondering voor Le Corbusier blijft echter de basis. “Zijn ontwerpen, zijn kleuren – die zijn nog altijd top.” Dat gevoel voor esthetiek geeft Annie op haar beurt door. “Mijn beide kinderen studeerden architectuur en de kleinkinderen verkiezen een museum boven shoppen. Ik praat dan ook liever over kunst dan over koetjes en kalfjes.”

Tekst: Isabeau Verbist - Foto's: Carolle Servayge
Ik wil ook m'n verhaal in De Zeeparel!

Deel dit artikel gekopieerd

  • https://zeeparel.be/magazines/herfsteditie-2025/ik-eet-met-mijn-ogen

Misschien vind je deze artikels ook interessant.